Na een tijd in therapie werd het duidelijk dat ik intensievere hulp nodig had, en ik besloot me te laten opnemen in een kliniek. Dat voelde als falen, alsof ik volledig de controle had verloren. Maar achteraf gezien was het juist het tegenovergestelde. Het was een daad van moed om te erkennen dat ik hulp nodig had, om de controle los te laten en toe te geven dat ik het niet alleen kon.
De opname in de kliniek was een van de meest confronterende ervaringen van mijn leven. In plaats van de regie te hebben over mijn dag, mijn werk en mijn omgeving, was ik ineens teruggeworpen op mezelf. Het enige waar ik echt de focus op moest leggen was mijn herstel. Dat was allesbehalve eenvoudig. De eerste weken waren loodzwaar. Elke maaltijd voelde als een gevecht. Niet alleen tegen het eten zelf, maar vooral tegen de gedachten die me vertelden dat ik het niet verdiende, dat ik geen problemen had, en dat ik alles onder controle had. Die controle loslaten was misschien wel het moeilijkste dat ik ooit heb moeten doen.
En toen kwam corona.
Net toen ik enigszins begon te wennen aan het idee van herstel en de structuur die de kliniek bood, werd ik door de coronamaatregelen naar huis gestuurd. De kliniek moest deels sluiten, en ik werd gedwongen om mijn herstel voort te zetten zonder de directe hulp van professionals om me heen. Thuis. Alleen. Dit voelde als een enorme terugslag, want juist de structuur van de kliniek hield me overeind. Ineens was die veiligheid weg, en moest ik zelf zien om te gaan met de angsten en onzekerheden die weer op de voorgrond kwamen.
Thuis was de situatie niet alleen zwaar voor mij, maar ook voor mijn partner. Door de corona was zij plotseling in de situatie dat ze met een partner met een eetstoornis thuis zat, terwijl ze zelf, door de corona, geen kant op kon. Ze moest online lesgeven vanuit huis – iets wat al een enorme aanpassing en uitdaging was – maar daarnaast zag ze mij elke dag steeds verder afglijden in mijn depressie. Ik kon en wilde niets. Ik was afgesloten van de wereld om me heen, terwijl zij moest blijven functioneren, zowel als docent als partner. Ze wilde me helpen, maar wist niet hoe, en haar machteloosheid voelde voor ons allebei als een extra last. We zaten gevangen in dezelfde ruimte, maar in totaal verschillende werelden. Het was een intense periode van isolatie en spanning, en ook voor haar was er nauwelijks ruimte om adem te halen. In veel opzichten was het net zo zwaar voor haar als voor mij.
Het werd duidelijk dat herstellen niet altijd een rechte lijn is. Er zijn momenten van vooruitgang, maar ook momenten van terugval. En die terugval, vooral in de isolatie door corona, was pijnlijk. De eenzaamheid die met corona kwam, voedde mijn negatieve gedachten. Het voelde alsof ik faalde, alsof ik geen vooruitgang boekte, ondanks de stappen die ik had gezet.
Gelukkig kwam er een moment dat ik weer terug mocht naar de kliniek, en dat was een cruciaal keerpunt in mijn herstel. Ik heb in totaal 14 weken intern gezeten, waarin ik uiteindelijk de kracht vond in iets wat ik nooit had verwacht: de steun van lotgenoten. Het was pas toen ik anderen ontmoette die met dezelfde strijd worstelden, dat ik echt begon in te zien dat ik een eetstoornis had. Voor het eerst voelde ik me niet alleen in mijn strijd. De verhalen van de anderen, hun pijn, hun worstelingen – het voelde alsof ik mezelf zag in hun ervaringen. Dat gaf me de moed om mijn eigen gevecht te erkennen, om openlijker te zijn over wat ik doormaakte en om werkelijk te beginnen met de acceptatie van mijn situatie.
Het contact met lotgenoten was voor mij een van de helende aspecten van mijn tijd in de kliniek. We deelden niet alleen onze moeilijkheden, maar ook onze kleine overwinningen. We stonden zij aan zij tijdens moeilijke momenten, tijdens maaltijden die voor ons allemaal een beproeving waren. Het besef dat ik niet de enige was, dat anderen dezelfde gevoelens van schaamte, controleverlies en angst ervaarden, gaf me de kracht om door te zetten. We leerden van elkaar en moedigden elkaar aan, op momenten dat het leek alsof we alleen nog maar achteruitgingen.
Herstellen van een eetstoornis, vooral op latere leeftijd, is een proces vol hobbels. Er waren momenten van intense frustratie, waarin ik dacht dat ik nooit beter zou worden. Maar juist in die momenten, temidden van de worsteling, leerde ik om zachter voor mezelf te zijn. Ik leerde dat herstel geen lineaire reis is. Het is vallen, opstaan en opnieuw proberen, keer op keer. Het vergt geduld, niet alleen met het proces, maar ook met jezelf. En misschien is dat wel een van de grootste lessen die ik geleerd heb: het is oké om kwetsbaar te zijn. Het is oké om hulp te vragen, en het is oké om niet perfect te zijn.
Laat een reactie achter